
‘We hebben meer klinisch leiderschap nodig’

In deze rubriek delen artsen/onderzoekers/zorgspecialisten een inzicht dat hun denken en handelen bepaalt.
'Wat mij altijd heeft aangesproken in de verpleegkunde, is de combinatie van het medisch-klinische met het psychosociale. Je staat fysiek en mentaal heel dicht bij de patiënten, op heel kwetsbare momenten in hun leven. Het is ook fijn om als bevlogen team samen te werken met één doel voor ogen: zo warm mogelijke patiëntenzorg bieden. Ik merk dat ik de voorbije jaren vaak teruggreep naar de drie pijlers van de zelfdeterminatietheorie. Door te focussen op autonomie, verbondenheid en competentie bereik je zowel in de zorg voor patiënten, als in het coachen van een team betere resultaten.'
'Als verpleegkundige kun je doorheen je carrière vele richtingen uitgaan, van meer leiderschap opnemen, tot wetenschappelijk onderzoek uitvoeren of groeien in een technische specialisatie. Verpleegkundigen mogen meer klinisch leiderschap opnemen. Met klinisch leiderschap bedoel ik dat je fungeert als expert, als vernieuwer en als rolmodel voor collega's in het streven naar kwaliteitsvolle zorg. Dat heeft ook te maken met hoe we onszelf naar waarde durven te schatten. Verpleegkunde is een discipline die complementair naast die van de artsen staat. We hebben niet zomaar extra handen nodig. Zonder hoofd en hart erbij biedt een verpleegkundige per definitie geen kwaliteitsvolle, warme patiëntenzorg.'
‘We hebben meer klinisch leiderschap nodig’
In deze rubriek delen artsen/onderzoekers/zorgspecialisten een inzicht dat hun denken en handelen bepaalt.
‘Op Intensieve zorg word je vaak geconfronteerd met het spanningsveld tussen doorgedreven behandelingen en waardige zorg. In elk bed maakt een patiënt een zware lichamelijke en emotionele periode door, die hij doorstaat omdat je hem vooruitzichten biedt. Als patiënten en hun omgeving niet ten volle bewust en geïnformeerd zijn over die vooruitzichten, kunnen ze voor zichzelf niet uitmaken of het de moeite loont om door een dergelijke zware periode te gaan. Je ontneemt hen soms ook de kans om afscheid te nemen. Als arts moet je continu dat spanningsveld in het oog houden. Op Intensieve zorg, maar ook daarbuiten. Doe je dat niet, dan ontneem je patiënten hun autonomie en behandel je hen onrespectvol, zonder dat je dat door hebt.’
‘Ik ben op mijn vijfde mijn vader aan longkanker verloren en ik kon toen geen afscheid nemen. De medische wereld is sterk veranderd, maar meer en integere communicatie tussen artsen, verpleegkundigen, patiënten en hun familie kan onze zorg naar een nog hoger niveau brengen. Om integer te communiceren, moet je in staat zijn om je kwetsbaar op te stellen en de moed hebben om tijdig door te spreken. Enerzijds moet je aanvaarden dat je niet in staat bent om iedereen te redden. Anderzijds leer je inzien dat verdriet en boosheid normale reacties zijn op verlies. Ik ben destijds arts geworden omdat ik geboeid was door het menselijk lichaam en ik mensen wou helpen. Wel, soms moeten we wat meer oog hebben voor de mens en wat minder voor het lichaam. Pas dan slagen we erin om warme zorg echt in onze behandeling te integreren.’